Lion spreekt Borneo Sumatra Handelsmaatschappij N.V. (in het arrest afgekort met “de N.V.”) aan op basis van onrechtmatige daad c.q. het leerstuk van de slaafse nabootsing. De N.V. heeft namelijk zogenaamde “drukasbakken” in de handel heeft gebracht. Dat zijn bakken of potten van aardewerk, type Delfts Blauw, voorzien van een metalen drukknopinstallatie. Deze bakken of potten vormden, voor wat betreft materiaal, vorm, kleur en decoratie, een tot in bijzonderheden getrouwe kopie van de drukasbakken van Lion. Lion verhandelde deze asbakken eerder dan de N.V.
De verkoop door de N.V. geschiedde tegen een aanzienlijk lagere prijs, dan die welke Lion hanteerde. Lion, die hierin onbehoorlijke mededinging zag en daardoor schade leed, dagvaardde de N.V. in kort geding en vorderde een verbod tot het gebruikmaken van de door haar ontworpen vorm en van het in de handel brengen van de als kopie of namaak te beschouwen drukasbakken, zulks op verbeurte van een dwangsom.
De president wees de vordering toe. Na door N.V. ingesteld hoger beroep bekrachtigde het Hof het vonnis in eerste aanleg.
In het arrest van de Hoge Raad komen vier vragen aan bod:
De Hoge Raad overweegt over de eerste 3 vragen dat “slaafse” navolging van een product van een concurrent onrechtmatig kan zijn ook al ligt de navolging niet op technisch terrein, al heeft de concurrent het desbetreffend product niet zelf ontworpen en al kan het publiek dankzij de navolging het product verkrijgen tegen een lagere prijs dan voorheen.
De belangrijkste, althans bekendste, overweging uit het arrest gaat over de vierde vraag inzake het onderscheidend vermogen. Het Hof had in deze procedure enkel de drukasbak van Lion vergeleken met die van de N.V. Dat is volgens de Hoge Raad niet voldoende, omdat de “slaafse” navolging door de N.V. van Lion’s drukasbak slechts dan onrechtmatig zou kunnen zijn, indien deze zich qua uiterlijk aanmerkelijk zou onderscheiden van de andere in de handel zijnde modellen:
dat echter voor de toetsing van de juistheid van dit oordeel, alsmede van s Hofs oordeel inzake het onderscheidend vermogen van Lions asbak, de door de NV. in haar Memorie van grieven, door het Hof in zijn arrest als ingevoegd aangemerkt, gestelde omstandigheid dat er buiten de ten processe bedoelde drukasbak van Lion nog tal van gelijksoortige Delfts blauwe asbakken met roterend bovenstuk in den handel zijn, van beslissend belang kan wezen, daar, zou die omstandigheid zich voordoen, de slaafse navolging door de N.V. van Lions drukasbak slechts dan onrechtmatig zoude kunnen zijn, indien deze zich uiterlijk van de andere in den handel zijnde modellen aanmerkelijk zou onderscheiden.’
In dit arrest wordt door de Hoge Raad bepaald dat het beweerdelijk nagebootste product onderscheidend vermogen dient te hebben, in die zin dat het zich aanmerkelijk onderscheidt van andere in de handel zijnde modellen. Zonder onderscheidend vermogen kan er namelijk geen sprake zijn van verwarring, hetgeen blijkens het Hyster Karry Krane-arrest (onder meer) vereist is.
In de rechtsliteratuur wordt minder aandacht besteedt aan de drie andere punten die door de Hoge Raad worden overwogen. Ten eerste wordt overwogen dat ook navolging op niet-technisch terrein onrechtmatig kan zijn. Ten tweede hoeft het product van eiser niet zelf ontworpen te zijn. Het gaat er dus om dat degene die het betreffende product (als eerste) op de markt heeft gebracht beschermd kan worden tegen verwarringwekkende nabootsingen. Ten derde is de omstandigheid dat een nagebootst product tegen een lagere prijs wordt aangeboden niet relevant. Dat achten wij ook logisch, omdat er dan nog steeds sprake is van verwarring.